1. Verloop van de aangezichtszenuw
Beide zijden van het gelaat hebben een aangezichtszenuw (of nervus facialis). De nervus facialis is de zevende (NVII) van twaalf hersenzenuwen. Via deze zenuw kunnen signalen naar bepaalde delen van het aangezicht gestuurd worden. Deze zenuw vertrekt vanuit de zenuwkern in de hersenstam. In de hersenstam wordt informatie van de hersenen doorgestuurd naar de rest van het lichaam en omgekeerd. Van uit de kern in de hersenstam vertrekt de aangezichtszenuw, via het binnenoor, doorheen een smal benig kanaal, naar het gelaat. De zenuw verlaat de schedel net onder en achter het oor. Ter hoogte van de oorspeekselklier (of parotisklier, de speekselklier vlak voor en onder het oor) splitst de zenuw zich op in verschillende takken die zich verspreiden over het gezicht (voorhoofd, ogen, wangen, mond, hals).
Bij het maken van een beweging met het gezicht (bijvoorbeeld glimlachen), geven de hersenen een commando aan de kern van de nervus facialis in de hersenstam. Dit commando wordt dan via de aangezichtszenuw (nervus facialis) doorgegeven aan de spieren (bijvoorbeeld aan de spieren van de lippen). 2
Omgekeerd wordt ook bepaalde informatie (bijv. smaak), via de aangezichtszenuw naar de hersenstam en zo naar de hersenen gestuurd.
In onderstaande figuur is schematisch de bezenuwing van het gelaat weergegeven. Een perifere aangezichtsverlamming ontstaat door een beschadiging ter hoogte van de kern van de nervus facialis in de hersenstam (1) of in de zenuw zelf (2). Afhankelijk van de oorzaak, kan de zenuwschade op verschillende plaatsen in het traject van de nervus facialis optreden (bijv. in het binnenoor, in het benig kanaal, ter hoogte van de parotisklier…).
Bij een letsel aan de linker kern of zenuw, zal de verlamming ook optreden aan de linkerzijde van het aangezicht. Wanneer het letsel zich aan de rechterzijde bevindt, zal een verlamming optreden aan de rechterzijde van het aangezicht.
Beide zijden van het gelaat hebben een aangezichtszenuw (of nervus facialis). De nervus facialis is de zevende (NVII) van twaalf hersenzenuwen. Via deze zenuw kunnen signalen naar bepaalde delen van het aangezicht gestuurd worden. Deze zenuw vertrekt vanuit de zenuwkern in de hersenstam. In de hersenstam wordt informatie van de hersenen doorgestuurd naar de rest van het lichaam en omgekeerd. Van uit de kern in de hersenstam vertrekt de aangezichtszenuw, via het binnenoor, doorheen een smal benig kanaal, naar het gelaat. De zenuw verlaat de schedel net onder en achter het oor. Ter hoogte van de oorspeekselklier (of parotisklier, de speekselklier vlak voor en onder het oor) splitst de zenuw zich op in verschillende takken die zich verspreiden over het gezicht (voorhoofd, ogen, wangen, mond, hals).
Bij het maken van een beweging met het gezicht (bijvoorbeeld glimlachen), geven de hersenen een commando aan de kern van de nervus facialis in de hersenstam. Dit commando wordt dan via de aangezichtszenuw (nervus facialis) doorgegeven aan de spieren (bijvoorbeeld aan de spieren van de lippen). 2
Omgekeerd wordt ook bepaalde informatie (bijv. smaak), via de aangezichtszenuw naar de hersenstam en zo naar de hersenen gestuurd.
In onderstaande figuur is schematisch de bezenuwing van het gelaat weergegeven. Een perifere aangezichtsverlamming ontstaat door een beschadiging ter hoogte van de kern van de nervus facialis in de hersenstam (1) of in de zenuw zelf (2). Afhankelijk van de oorzaak, kan de zenuwschade op verschillende plaatsen in het traject van de nervus facialis optreden (bijv. in het binnenoor, in het benig kanaal, ter hoogte van de parotisklier…).
Bij een letsel aan de linker kern of zenuw, zal de verlamming ook optreden aan de linkerzijde van het aangezicht. Wanneer het letsel zich aan de rechterzijde bevindt, zal een verlamming optreden aan de rechterzijde van het aangezicht.
Fig. 1: Op deze tekening situeert het letsel zich (1) in de linker kern in de hersenstam of (2) in de linker aangezichtszenuw. Het gevolg hiervan is een verlamming aan de linkerzijde van het aangezicht (gemarkeerd).